De fractie van de Staatkundig-Gereformeerde Partij was in de jaren zeventig een toonbeeld van politieke én personele stabiliteit op het toen zo rumoerige Binnenhof: het vertrek van Hette Abma in 1981 was de eerste mutatie sinds voorjaar 1971. Tot de verkiezingen van 1981 bestond de staatkundig-gereformeerde fractie uit het driemanschap Abma, Cor van Dis en Henk van Rossum.
Toch rommelde het in de ogenschijnlijk zo stabiele partij. Al langer bestonden er spanningen tussen enerzijds de voorstanders van beginselvaste getuigenispolitiek en anderzijds de pleitbezorgers van meer resultaatgerichte politiek. Het spanningsveld manifesteerde zich voor het eerst in de aanloop naar de Kamerverkiezingen van 1963, toen een aantal jongeren een voorkeursactie voerde voor de waterstaatkundige Henk van Rossum. In eerste instantie leverde die actie niets op, maar na de verkiezingen van 1967 kwam Van Rossum alsnog in de Kamer. Hij onderscheidde zich daar van zijn voorgangers met een (zeker op zijn eigen waterstaatsterrein) inhoudelijke deskundigheid en een actievere deelname aan het Kamerwerk. In februari 1976 was Van Rossum het eerste SGP-Kamerlid dat een mondelinge vraag stelde.
Van Rossum nam overigens geen afstand van de staatkundig-gereformeerde beginselen; het verschil zat hem in zijn presentatie, omgang en stijl. Datzelfde gold voor Abma, behalve fractievoorzitter (sinds 1971) ook partijvoorzitter (sinds 1961) en hoofdredacteur van partijkrant De Banier (vanaf 1969). Ook Abma, oorspronkelijk afkomstig uit christelijk-historische hoek, stelde zich zonder de orthodoxe
v.l.n.r. Van Rossum , Van Dis en Abma in de Kamer. Foto: Nationaal Archief
uitgangspunten te verloochenen toegankelijker en minder ‘zwaar’ op. Het leverde de Staatkundig-Gereformeerde Partij toenemend respect op bij andere fracties. De lichtere toon riep echter ook kritiek op, vooral van de behoudende krachten in eigen kring. Deze bleven tijdens de jaren zeventig actief ijveren voor terugkeer naar de oude getuigenispolitiek. De soms venijnige kritiek richtte zich vooral op partijleider Abma. Deze behield tijdens zijn fractievoorzitterschap niettemin ruime steun van de achterban.
Voor het werk in de Kamer maakte het overigens niet veel uit. Als vanzelfsprekend stemden de drie SGP’ers in de Kamers steevast homogeen.