‘Geen gesprekken achter de groene gordijnen, niet poseren voor de fotografen bij het binnenkomen en na afloop geen commentaar maar direct wegwezen.’ Op donderdag 26 augustus 1976 tien minuten vóór het begin van de Kamervergadering over de Lockheed-affaire had premier Den Uyl de twee ministers die hem zouden seconderen – Van Agt (Justitie) en De Gaay Fortman (Binnenlandse Zaken) – in de ministerskamer achter de vergaderzaal bijeengeroepen. Zij namen de afspraken nog eens door. Soberheid zou het motto zijn. Het – in donkere pakken geklede – drietal dat vervolgens in ganzenpas naar de regeringstafel wandelde, maakte een beklemde indruk. Ondanks zijn ervaring wist Den Uyl zijn gespannenheid bij het uitspreken van de regeringsverklaring niet te verbergen. Enkele keren hakkelde hij.

In de verklaring bood Den Uyl het Rapport van de Commissie van Drie aan de Kamer aan, samen met de conclusies van de regering. [1]

Steekpenningen

De maanden daarvoor had de commissie, op verzoek van het kabinet, onder leiding van A.M. Donner, in het diepste geheim onderzoek gedaan naar de geruchten dat Prins Bernhard steekpenningen zou hebben aangenomen van de Amerikaanse vliegtuigfabriek Lockheed. Het oordeel van de Commissie was onverwacht hard. Ook al was geen sluitend bewijs gevonden dat Bernhard het geld – het ging om 1,1 miljoen dollar – zelf had ontvangen, het stond vast ‘dat ZKH […] zich aanvankelijk veel te lichtvaardig heeft begeven in transacties, die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten. Vervolgens heeft hij zich toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen. Ten slotte heeft hij zich laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren’.

Prins betuigt spijt in Lockheed-affaire, voorpagina Telegraaf.

Prins betuigt spijt in Lockheed-affaire, voorpagina Telegraaf.

For privacy reasons YouTube needs your permission to be loaded. For more details, please see our Privacyverklaring.

Polygoonjournaal over de Lockheed-affaire, 26 augustus 1976. 

In zijn verklaring legde Den Uyl uit dat de regering het oordeel van de commissie overnam. De conclusie was dat de prins ‘het belang van de staat’ had geschaad. Als gevolg hiervan zou Bernhard zijn functies in het militaire apparaat en het bedrijfsleven moeten opgeven.

Op 30 augustus wijdde de Tweede Kamer een debat aan de regeringsverklaring. De overgrote meerderheid stemde in met de conclusies van het rapport. Van alle kanten, inclusief die van VVD en CHU, kreeg de regering lof toegezwaaid voor de manier waarop de netelige kwestie was opgelost. [2]

En koningin Juliana?

In de discussie ging de nodige aandacht uit naar het kabinetsbesluit om af te zien van een gerechtelijk vooronderzoek tegen Prins Bernhard. Den Uyl had hiervoor juridische argumenten genoemd – zo zouden enkele feiten zijn verjaard – maar uit zijn woordkeuze bleek dat algemene overwegingen van staatsbelang eveneens een grote rol hadden gespeeld. Op het Binnenhof gingen geruchten dat doorzetting van een onderzoek zou hebben geleid tot aftreden van koningin Juliana. Maar ook op dit punt was de Kamer het eens met het kabinet. Alleen de PSP meende dat een gerechtelijk vooronderzoek geopend moest worden. Een motie van die strekking werd aan het eind van het debat verworpen met alleen de twee PSP-stemmen voor. [3]

PSP-fractievoorzitter Van der Lek vroeg of de koningin had gedreigd te zullen aftreden als tot een strafvervolging werd overgegaan. Den Uyl antwoordde dat aan de betreffende passage in zijn verklaring ‘geen mening of opvatting van het staatshoofd’ ten grondslag lag: ‘De onschendbare koning staat hierbuiten. Het kabinet heeft hier een bepaalde verantwoordelijkheid niet willen nemen. De Regering heeft beslist. Alleen en uitsluitend het kabinet is verantwoordelijk.’