Het Lockheedschandaal uit 1976 staat in Nederland vooral te boek als een sappige omkoopaffaire met in de hoofdrol prins Bernhard die door de Commissie van Drie en het kabinet-Den Uyl kundig werd afgerond. Veel minder bekend is dat de omkoping van buitenlanders door Lockheed mede aan de basis van de Amerikaanse Foreign Corrupt Practices Act (FCPA) van 1977 stond. Lockheed had namelijk niet alleen Bernhard maar vele buitenlanders omgekocht. De FCPA was de eerste internationale wet die een verbod legde op het omkopen van buitenlandse ambtsdragers. Sinds die tijd wordt omkoping veel duidelijker gezien als immoreel, marktverstorend en ondermijnend voor het vertrouwen in instituties. De Amerikaanse FCPA vormde de basis voor het in 1997 ondertekende anti-omkopingsverdrag van de OESO die deelnemende staten, waaronder Nederland, verplicht om nationale wetgeving aan te passen opdat omkoping van buitenlandse ambtsdragers bij zakelijke transacties ook hier kan worden vervolgd. En niet zonder gevolgen. In 2014  moest het Nederlandse SBM offshore een boete van 240 miljoen dollar betalen aan het Nederlandse Openbaar Ministerie en in 2017 een boete van 238 miljoen dollar in de Verenigde Staten, beide boetes waren voor het omkopen van ambtsdragers bij zakelijke deals in Brazilië, Senegal en Equatoriaal Guinea. In februari 2025 kwam de FCPA nog in het nieuws toen president Trump aankondigde een al te stringente toepassing van de Amerikaanse FCPA te pauzeren omdat het schadelijk zou zijn voor Amerikaanse economische belangen.

Prins Bernhard in 1976. Foto: Bert Verhoeff, Nationaal Archief / Anefo